Onderzoek naar rekenproblemen en dyscalculie

Als een leerling op school rekenproblemen ervaart, is het van belang dat er goed gekeken wordt wat de oorzaak is en welke problemen er precies spelen. Om de rekenproblemen aan te pakken vraagt dit naast verlengde instructie, ook uitbreiding van de rekentijd waarbij goed afgestemd wordt op de individuele rekenbehoeften van het kind.

Leerlingen bij wie de school niet goed weet wat er nodig is om de rekenproblemen aan te pakken of bij wie, na extra, goed afgestemde, individuele begeleiding, de rekenontwikkeling onvoldoende vooruitgaat, of dreigt te stagneren, komen in aanmerking voor extern onderzoek door 1801.

Als er gedacht wordt aan dyscalculie dan is het van belang dat er gedurende minimaal 6 maanden goed afgestemde begeleiding is geboden. Hierbij gaat het om minimaal 1 uur extra rekentijd per week, boven op de reguliere rekentijd. Hierbij dient sprake te zijn van een stapeling van zorg. De geboden begeleiding dient zichtbaar te zijn in handelingsplannen, waarbij duidelijk is aan welke doelen er is gewerkt, door wie, op welke manier en met welke materialen. Tevens dient er sprake te zijn van een evaluatie van de opgestelde doelen. Vanuit het leerlingvolgsysteem dient zichtbaar te zijn dat er sprake is van een ernstige rekenachterstand gedurende minimaal 3 hoofdmeetmomenten, behorend tot de laagste 10%.

Om vast te stellen welke rekenvaardigheden de leerling wel en nog niet beheerst, maar ook om de ernst van de rekenproblemen vast te kunnen stellen, wordt er diagnostisch rekenonderzoek afgenomen. Dit diagnostisch rekenonderzoek wordt meestal aangevuld met intelligentieonderzoek om een beeld te krijgen van de leermogelijkheden en eventuele sterke en zwakkere kanten binnen de mogelijkheden van de leerling.

.

Uit dit onderzoek zowel gericht op rekenproblemen als op dyscalculie komen handelingsadviezen naar voren. Hiermee kan de begeleiding op school verder vormgegeven worden.

In de praktijk is bij dyscalculieonderzoeken geregeld zichtbaar dat de extra, goed afgestemde begeleiding nog niet op orde is bij de aanmelding. Een leerling kan dan alsnog aangemeld worden voor onderzoek. Vanuit het onderzoek worden handelingsadviezen gegeven om deze begeleiding goed vorm te kunnen geven. Dit handelingsadvies is dan de start van een intensief begeleidingstraject dat op school uitgevoerd kan worden. Na minimaal een half jaar worden de resultaten van dit begeleidingstraject geëvalueerd met de onderzoeker van 1801. In het gunstigste geval heeft de begeleiding een positief resultaat opgeleverd; de leerling laat vooruitgang zien in de rekenontwikkeling. Indien er echter geen of nauwelijks vooruitgang zichtbaar is, komt de leerling, vanaf groep 6 en bij voldoende intelligentie, in aanmerking voor een dyscalculieverklaring.