De wetenschap achter kansengelijkheid: van theorie naar effectieve praktijk

In een samenleving die steeds diverser wordt, zouden gelijke kansen vanzelfsprekend moeten zijn. Toch laat het onderwijs een ander beeld zien. In plaats van een gelijkmaker, vergroot het systeem vaak juist de verschillen. Hoe kan dat anders? Experts pleiten voor een inclusieve benadering waarin het kind centraal staat – met al zijn talenten, achtergronden en dromen. In dit artikel onderzoeken we wat kansengelijkheid werkelijk betekent en hoe scholen hier actief werk van kunnen maken. Want echt inclusief onderwijs begint met een scherpe visie én met lef om het systeem te bevragen.
Met name in grote steden als Amsterdam en Rotterdam, met meer dan 170 verschillende nationaliteiten, is diversiteit het nieuwe normaal. “Diversiteit is eigenlijk de essentie van het mens zijn. Het is onontkoombaar”, zegt Geert Kelchermans, gewoon hoogleraar en hoofd van het Centrum voor Onderwijsvernieuwing en de Ontwikkeling van Leraar en School (COOLS) aan de KU Leuven. “Je krijgt geen 24 gekloonde exemplaren van de menselijke soort in je klas. Je probeert bepaalde gemeenschappelijkheid te zoeken en tegelijkertijd ben je als leraar heel erg intensief bezig met het feit dat die kinderen allemaal verschillen.”
Boulimische samenleving
Inclusie, kort gezegd het positief waarderen van diversiteit, lijkt vanzelfsprekend. Het onderwijs zou de grote gelijkmaker moeten zijn, maar is dat niet. Het huidige onderwijs vergroot zelfs bestaande ongelijkheid. Socioloog Illias El Hadioui zegt hierover: “We leven in een ‘boulimische samenleving’, een samenleving die iedereen zegt te willen includeren, maar structureel mensen buitensluit. Juist het onderwijs belooft sociale mobiliteit en gelijke kansen, maar draagt ook bij aan uitsluiting door vroege selectie, ongelijke toegang tot goed onderwijs en deficit-denken, waarbij de focus ligt op wat leerlingen niet kunnen.”
Mattheuseffect
De structurele oorzaak van kansenongelijkheid heeft diepe wortels. “Het onderwijs versterkt bestaande ongelijkheid door succeservaringen te vermeerderen bij wie al succesvol is en faalervaringen te stapelen bij wie al kwetsbaar is”, aldus El Hadioui. Dit zogenoemde ‘Mattheuseffect’ heeft ook een institutionele dimensie: welgestelde, hoogopgeleide ouders kiezen bewust voor professioneel sterke scholen, terwijl kinderen uit kwetsbare gezinnen vaker terechtkomen op scholen met minder bevoegde leraren. Dit is een hardnekkige tendens die segregatie en kansenongelijkheid versterkt.
Code-switchen
Een concrete manifestatie van kansenongelijkheid zien we bij leerlingen en studenten die dagelijks moeten ‘code-switchen’ tussen verschillende sociale ladders: thuiscultuur, straatcultuur en schoolcultuur. Dit kan ‘sociale pijn’ veroorzaken, vooral wanneer de sociale codes tussen die leefwerelden verschillen en soms zelfs botsen”, waarschuwt El Hadioui. “Dit doet iets met het leergedrag en leerlingen klimmen minder snel op de schoolladder.”
Leerkrachten en docenten zouden zich daarom vaker de fundamentele vraag moeten stellen: kan deze leerling niet klimmen op de schoolladder omdat hij het niveau niet aankan (didactiek)? Of ligt het probleem meer op het niveau van identiteit (sociaalpedagogiek)?
Dertig factoren
Het Verwey-Jonker Instituut deed in 2021 onderzoek naar de leerling- en omgevingsfactoren die van invloed zijn op gelijke kansen in het onderwijs. Het onderzoek heeft geleid tot de ontwikkeling van een 30-factorenoverzicht. De dertig factoren worden onderverdeel in vijf niveaus: leerling, familie, school, wijk en samenleving. Je kunt de publicatie hier bekijken en downloaden.
Inge Asscheman, onderwijsadviseur bij 1801: “Iedereen is voor kansengelijkheid. Maar wat is het precies? En hoe geven we daar invulling aan? Je moet hier als school echt een visie op hebben en beleid op maken om kansengelijkheid succesvol te kunnen vertalen naar de dagelijkse praktijk.”
Drie visies op kansengelijkheid
Monique Leygraaf, lector Kansengelijkheid op iPABO, onderscheidt drie verschillende visies op kansengelijkheid: (Lees ook het artikel ‘Wat ís kansengelijkheid eigenlijk?’ in 1801 Magazine)
- Gelijke behandeling
In de traditionele benadering van kansengelijkheid krijgen alle leerlingen dezelfde aandacht, ‘want dat is eerlijk’. Als het dan niet lukt, ligt het aan de leerling. Deze visie gaat echter voorbij aan het feit dat niet iedereen dezelfde startpositie heeft.
- Compensatie
Bij de tweede benadering krijgen leerlingen die dat nodig hebben extra ondersteuning, zoals taallessen voor anderstalige leerlingen en aangepast materiaal. Dit klinkt logisch, maar kan volgens Orhan Agirdag, professor hoogleraar in de pedagogische wetenschappen aan de KU Leuven en kroonlid van de Onderwijsraad, leiden tot deficit-denken.
- Systeemverandering
De derde visie op kansengelijkheid stelt dat het probleem niet in de leerlingen zit, maar in het systeem.” Leygraaf pleit voor een ‘social justice’-perspectief: kritisch kijken naar macht, cultuur, selectie, verwachtingen en lesmateriaal. Dit vereist het doorbreken van de ‘master narrative’, het dominante verhaal in onze samenleving dat bepaalt wat als normaal wordt beschouwd. De kracht zit in het ontwikkelen van ‘counter narratives’: verhalen die het dominante verhaal aanvullen en ruimte geven aan alle stemmen.
Marieke Kouwenhoven, accountmanager bij 1801: “Iedereen heeft vooroordelen en kan onbewust – verbaal én non-verbaal – leerlingen voortrekken. Het is belangrijk om je dit te realiseren. Wees nieuwsgierig en sta open voor andere talen, culturen en perspectieven. Vul niet in, maar luister naar de leerling. En let op je taalgebruik, want ook dit stuurt het handelen – positief of negatief.”
Verschil mag er zijn
Echte kansengelijkheid vraagt kortom om een bewuste keuze voor een ander, inclusiever systeem waar kinderen soms ongelijk behandeld worden, zodat zij krijgen wat ze nodig hebben. De kernvragen van Gert Biesta – Wie ben je? Wat word je? Waar hoor je bij? – vormen de kern van inclusief onderwijs. Dat begint met een visie en het (opnieuw) in kaart brengen van je populatie. Het is cruciaal om te weten wie je voor je hebt en wat jouw leerlingen nodig hebben om tot leren te komen.
Lees ook: Populatie in kaart brengen: hoe doe je dat? en Prinses Beatrixschool Heemstede investeert in passend aanbod basisvaardigheden: “Iedere leerling heeft het recht om in elke les wat te leren”)
Mia Versteegen, onderwijsadviseur bij 1801: “De grootste taak van de school is leerlingen te begeleiden in hun ontwikkeling tot mens in een complexe wereld. Dat vraagt dat we leerlingen écht zien, voorbij toetsen en cijfers. Dáár begint leren.”
Bied iedere leerling gelijke kansen
Louise Elffers, bijzonder hoogleraar Kansengelijkheid in het Onderwijs aan de UvA en voorzitter van de Onderwijsraad zegt het zo: “Het onderwijs zal nooit alle ongelijkheid kunnen oplossen, maar dat ontslaat scholen niet van de plicht om binnen hun eigen muren gelijke kansen te bieden”.
Anneke Jehee, accountmanager bij 1801: “Als school heb je een belangrijke taak om kansengelijkheid te bevorderen: jouw vak is belangrijk! Dat betekent overigens niet dat je overal van bent. Maak bewuste keuzes – Wat doen we wel en wat niet? – en communiceer hier helder over, ook met ouders. Blijf evalueren en ontwikkelen, want kansengelijkheid is een doorlopend proces.”
1801 en kansengelijkheid
Bij 1801 slaan we de brug tussen wetenschap en onderwijspraktijk. In dit artikel geven we voorbeelden van de manier waarop we verschillende inzichten verbinden aan het onderwijs, zodat wetenschap écht gaat werken in de dagelijkse praktijk.
1801-adviseurs Inge Asscheman, Mia Versteegen en Anneke Jehee en accountmanager Marieke Kouwenhoven bezochten informatieavonden van opleidingsinstituut NIVOZ. Marieke behaalde daarnaast de certificering ‘Onderwijs en sociale ongelijkheid’ bij Radboud University. Samen vertaalden ze de verschillende wetenschappelijke theorieën naar een effectieve aanpak van kansengelijkheid op scholen.
Wil je op jouw school aan de slag met het verbeteren van de kansengelijkheid? Een concreet stappenplan vind je hier.